de quién oor Nederlands

de quién

Vertalings in die woordeboek Spaans - Nederlands

van wie

Me pregunto de quién serán las tijeras.
Ik vraag mij af van wie de schaar is.

wiens

voornaamwoord manlike

¿De quién es esta guitarra?
Wiens gitaar is dit?

voorbeelde

Entonces de quién?
Wiens fout is het dan?

No te preocupes, me aseguraré que saben quien está besando el anillo de quien.
Ik maak hen wel duidelijk wie bovenaan staat.

Una vez más (2) el Tribunal de Justicia debe precisar las consecuencias del principio de quien contamina paga.
Het Hof dient nogmaals(2) de consequenties te preciseren van het beginsel dat de vervuiler betaalt.

¿Perder mi impulso, mi orgullo, mi poder, por alguien de quien pronto me voy a cansar?
M'n levenswerk en m'n trots opgeven voor een vrouw die gaat vervelen?

¿Alguna novedad de quién empezó este rumor?
Weet je al wie dit gerucht de wereld in geholpen heeft?

¿A órdenes de quién?
In wiens opdracht?

¿Tienes idea de quien lee tu blog?
Heb je enig idee wie je lezers zijn?

Recuerda de quién son estos bosques.
En onthoud van wie dit bos is.

—No, señor McLean, estamos investigando el asesinato de Ernst Richter... —¿De quién?
‘Nee, meneer McLean, we zijn bezig met het onderzoek naar de moord op Ernst Richter.’

Aquí solo vivían Declan y quien lo cuidaba. ¿De quién son estas cosas?
Dit zijn geen kleren van Declan of de nanny.

Es obvio que eso depende del gusto de quien se alimente de usted.
Dat hangt uiteraard af van het wezen dat zich met jou zal voeden.

¿De quién son?
Van wie zijn ze?

Tuve que fijarme dos veces antes de darme cuenta de quién era.
Ik moest twee keer kijken om te zien wie het was.

Depende de quién pregunte.
Dat hangt af van wie er naar vraagt.

¿Alguna idea de quién atacó al transbordador?
Enig idee wie de shuttle aanviel?

¿De quién es la culpa de eso?
Wiens schuld is dat?

¿De quien es la culpa entonces, Todd?
Wie zijn schuld is het dan, Todd?

Independencia ¿respecto de quién?
Onafhankelijkheid ten opzichte van wie?

¿De quién es este bolso?
Van wie is deze handtas?

¿No creerá que Dios se puede poner de parte de quienes le escupen y queman iglesias?
U gelooft toch niet dat God hulp biedt aan diegenen die zijn naam besmeuren en kerken verbranden?

-¿Sabes de quién es este retrato?
Weet je van wie dat portret is?

¿Sabes de quién es?
Weet je van wie het is?

(c) ¿De quién tenemos que depender explícitamente, aunque tengamos que morir?
(c) Op wie moeten wij beslist vertrouwen, zelfs als wij misschien moeten sterven?

Debe haber sido horrible cuando te dijeron de quién era esa casa.
Het moet verschrikkelijk geweest zijn toen ze je vertelden wiens huis het was.

¿De quién es ese coche?
Wie zijn wagen is dat?