Dit is 'n lys van die 1801 - 1900 navrae in die Dutch - English woordeboek.
Dit word maandeliks bygewerk.
1801: besparen
1802: contactpersoon
1803: ontslaan
1804: bedoeld
1805: jaar
1806: bijhouden
1807: vertrouwd
1808: draaitabel
1809: put
1810: verhuurder
1811: schuin
1812: rol
1813: achteraf
1814: grappig
1815: uithalen
1816: voorbereiding
1817: boodschappen
1818: recht
1819: sociale dynamiek
1820: smul
1821: definitief
1822: met zich meebrengen
1823: verplaatsen
1824: worging
1825: balk
1826: stel
1827: beurtbalkje
1828: mutualiteit
1829: ontzettend
1830: natuurlijk persoon
1831: keel
1832: alleen
1833: durven
1834: spullen
1835: toegankelijk
1836: zwijgen
1837: ruilen
1838: vandaag
1839: afvoer
1840: doelstelling
1841: klemt
1842: wagen
1843: kankerjood
1844: vangen
1845: waar rook is, is vuur
1846: trouwen
1847: zielig
1848: houtkachel
1849: dacht
1850: rooster
1851: verbinden
1852: indrukwekkend
1853: beslissen
1854: voordat
1855: afscheid
1856: enorm
1857: deksel
1858: condoleance
1859: tendentieus
1860: altijd
1861: strak
1862: vanwege
1863: handeling
1864: sterven
1866: drie
1867: curatele
1868: verwachten
1869: vies
1870: verwerking
1871: kijken
1872: hypogram
1873: weetje
1874: inslaan als een bom
1875: moederbedrijf
1876: adres van afzender
1877: piketpaal
1878: buikspieren
1879: neef
1880: inspanning
1881: belasting
1882: pladijs
1883: uitstraling
1884: onder
1885: opvolging
1886: beschikken
1887: gooien
1889: afschrijven
1890: bijdehand
1891: 't is te zeggen
1892: alinea-inspringing
1893: bereikbaar
1894: lijden
1895: ondernemen
1896: de broek aanhebben
1897: uitkering
1898: slagen
1899: streber
1900: Bevrijdingsdag