Dit is 'n lys van die 1901 - 2000 navrae in die Dutch - English woordeboek.
Dit word maandeliks bygewerk.
1901: oplopen
1902: feuten
1903: interpreteren
1904: bellen
1905: slijtage
1906: reageren
1907: geen
1908: ofwel
1909: Vogelvlucht
1910: onderwijs
1911: boksbeugel
1912: Postcode
1913: verhuren
1914: meegaan
1915: uitoefenen
1916: afleggen
1917: door middel van
1918: voorafgaand
1919: aanleggen
1920: toewijzen
1921: prei
1922: overal
1924: hard
1925: aflevering
1927: weetjes
1928: toegevoegde waarde
1929: toegang
1930: onmiddellijk
1931: zaal
1932: gunstig
1933: uitlopen
1934: vermelding
1935: gemeenschappelijk
1936: zelfzeker
1937: bompa
1938: transpallet
1939: naleven
1940: huidig
1941: Autokeuring
1942: Bijbelboek
1943: een appel en een ei
1944: te binnen schieten
1945: kaart
1946: verwittigen
1947: bedrijfsleven
1948: overeenstemming
1949: diploma
1950: feestdag
1951: aangetekend
1952: Groetjes
1953: bof
1954: bon
1955: bos
1956: btw
1957: innemen
1958: antoniem
1959: verkoop
1960: leren
1961: het
1962: aanpassing
1963: jager-verzamelaar
1964: zich verdiepen
1965: mee
1967: waarheid
1968: nep
1969: zoektocht
1970: alle
1971: geldig
1972: ten
1973: ontvankelijk
1974: jongen
1975: desalniettemin
1976: zou
1977: beperking
1978: dikke darm
1979: groeien
1980: brengen
1981: slijmbeurs
1982: verboden
1983: het hazenpad kiezen
1984: loket
1985: De haas en de schildpad
1986: bank
1987: zijn stempel drukken op
1988: tegemoet komen
1989: longontsteking
1990: taak
1991: neerleggen
1992: volzet
1993: boos
1994: voorzien van
1995: afkicken
1996: beheersing
1997: zoveel
1998: directie
1999: bevoegdheid
2000: vandaan